Negenentwintig

Door de ramen van de Harp was de sneeuw te zien die gestaag uit een inktzwarte hemel kwam vallen, door stralenkransen van lamplicht wervelde, met vlagen in deuropeningen woei en de smerige, rommelige stoepen en modderige steegjes met een witte deken bedekte. De drek bevroor tot gevaarlijke hobbels, zodat de straten onbegaanbaar werden voor paard en wagen. De stad was vreemd stil; alle geluiden werden gedempt door de dikke vlokken. Het verkeer was vrijwel opgehouden; de weinige voetgangers die zich nog op de stoepen gewaagd hadden, gleden uit en klampten zich aan elkaar vast om hun evenwicht te bewaren. Het was een prachtige, verraderlijke avond.

Grace drukte haar warme voorhoofd tegen het bevroren vensterglas en bad om het geluid van Dugans zware laarzen op de trap, gevolgd door de haastige stappen van de vroedvrouw. Hij was drie uur geleden, toen bleek dat Tara’s onbehaaglijkheid door barensweeën veroorzaakt werd, op weg gegaan. Inmiddels besefte Grace dat het heel goed mogelijk was dat zíj deze baby ter wereld zou moeten helpen. Ze keek de kamer rond en hoopte dat deze alles bevatte wat ze nodig zouden hebben. Haar eigen bevallingen lagen haar nog vers in het geheugen en ze vertrouwde op die herinneringen als leidraad; ze hoorde de stemmen van Brigid Sullivan en Barbara die haar vertelden wat ze moest doen en zag voor haar geestesoog de stomende ketel water, de wasbak om de baby schoon te maken, de stapel fris linnengoed, de kranten en extra lakens die onder de kraamvrouw moesten liggen. Ze wist genoeg om een schoon schort aan te trekken, haar mouwen op te rollen en haar handen te wassen, en ze wist dat er geperst moest worden… alleen niet wanneer. Met bidden-zoals-bidden-hoort was ze een uur geleden, tijdens Tara’s eerste echte gekreun, opgehouden. Ze vertrouwde erop dat haar Vader haar nu op zijn eigen manier zou leiden.

Tara was zo’n klein vrouwtje; ze leek een en al zwangerschap en ze had veel kracht verloren door de lange maanden in bed. Grace was onderhand weliswaar erg bezorgd, maar Tara was doodsbenauwd en dus probeerde Grace uiterlijk kalm en vastberaden te blijven, alsof zij precies wist wat hun te wachten stond.

‘Ach, nee,’ hijgde Tara vanaf het bed. ‘Nee, nee, nee. Hier ben ik vast en zeker te oud voor! Dit overleef ik nooit!’

‘Hou daarmee op!’ beval Grace. Streng zijn was het beste – zo veel wist ze nog wel. Een barende vrouw had al haar kracht nodig; aan medelijden had ze niets. Grace stapte doelbewust naar het bed, pakte Tara’s hand en beklopte die kordaat. ‘Jij? Jij kunt dit kind baren en vandaag nog een jig dansen ook. Ben je soms niet kerngezond?’

Tara keek Grace in de ogen om te zien of zij zelf geloofde wat ze zei; de angstige uitdrukking op haar gezicht maakte plaats voor een zwakke, hoopvolle glimlach. Maar toen verwrong de glimlach en werden haar ogen dichtgeknepen terwijl ze begon aan de beklimming van de volgende berg van pijn, haar voorhoofd vochtig van het zweet. Ze klemde Graces hand vast tussen haar eigen handen en kromde haar rug.

‘Hou me maar stevig vast.’ Graces lichaam deed pijn als reactie op Tara’s ellende. ‘Hou vast!’

De weeën kwamen zo snel na elkaar dat Tara telkens maar een minuut of twee rust had; ze was al zo moe van de zwangerschap en de bevalling matte haar nu sterk af. Ze bleef stil liggen en haalde oppervlakkig adem.

‘Jij moet het kind nemen, Grace. Er is niemand anders en Dugan… Dugan…’ De tranen stroomden over haar wangen op het kussen dat al vochtig was van het zweet.

‘Doe je ogen open!’ eiste Grace. ‘Heb ik soms niet genoeg familie die ik in de gaten moet houden, verspreid over de halve wereld?’ Ze dwong zichzelf kwaad te klinken. ‘Je zúlt dit kind op de wereld zetten, Tara Ogue, en je zúlt in leven blijven om het groot te brengen, want ik ga dat niet voor je doen. Nou, zet hem op.’

Deze keer liet Grace Tara haar knieën buigen en schoof haar hielen omhoog in de richting van haar heupen. De wanhopige vrouw schreeuwde het uit.

‘Ik zie iets!’ schreeuwde Grace, met haar handen stevig om Tara’s enkels om ze op hun plaats te houden. ‘Het is het hoofd, Tara! Het hoofd van het kind!’

Tara spartelde, kreunde en greep de ijzeren stangen van haar bed vast; haar gezicht werd paars van inspanning.

‘Goed zo!’ riep Grace. ‘Persen! Persen!’

Tot haar verbazing kwam het hoofd van het kind tevoorschijn, gevolgd door zijn kleine schoudertjes – een schijnbaar onmogelijke prestatie – en toen vloog de deur open en haastte de vroedvrouw zich naar binnen.

‘Het komt!’ riep Grace over haar schouder. ‘Schiet op!’

De vroedvrouw wierp een blik op het bed en liep toen naar de wasbak om haar handen schoon te boenen. ‘Opschieten hoeft niet meer. Het moeilijkste is voorbij. Ga door,’ drong ze zachtjes aan terwijl ze haar handen aan een schone doek afdroogde. ‘Pak hem op.’

Grace keek verwonderd naar het kleine ding dat nu schreeuwend en spartelend op het bed lag, nog altijd verbonden met de moederschoot. Ze pakte hem voorzichtig op en de vroedvrouw sneed de navelstreng door.

‘Doe een deken om hem heen en geef hem aan zijn moeder,’ gebood de vroedvrouw. ‘We zullen hem laten drinken terwijl ik jouw werk hier bekijk. Nog een keer persen, mevrouw.’ Ze klopte op Tara’s been en Grace keek gefascineerd toe terwijl de nageboorte kwam. ‘Mooi werk allebei, meisjes,’ zei de vroedvrouw goedkeurend. ‘Jullie hebben vanavond een sterke, gezonde jongen op de wereld gezet.’

Nog altijd verbijsterd door dit wonder wikkelde Grace het kind in een schone, zachte deken en droeg hem om het bed heen naar Tara, die woordeloos haar armen uitstak. Ze nam haar zoon aan en tuurde verwonderd in zijn kleine gezichtje, overweldigd door emoties. Toen zijn gejengel luider en dringender werd, keek ze haar vriendin ongerust aan.

‘Hij heeft alleen maar honger gekregen van al dat gedoe. Je kunt best voor hem zorgen.’ Grace maakte de bovenkant van Tara’s hemd los en hielp haar het kind aan de borst te leggen.

Hij hield onmiddellijk op met huilen en huiverde nog af en toe na terwijl zijn moeder hem wiegde met hunkerende tederheid; ze kon haar ogen niet afhouden van het mooie gezichtje van dit kind, haar eigen kind. En toen viel hij, uitgeput van zijn reis, prompt in slaap.

De vroedvrouw belastte zich met de slaapdronken baby en maakte hem met geoefende doelmatigheid schoon; hij werd geïnspecteerd, gewassen, van een luier voorzien en veilig opnieuw ingepakt in een nachthemdje en deken zonder dat hij helemaal wakker werd. Grace richtte haar aandacht op het kraambed: ze rolde Tara zachtjes van de ene op de andere zij om het vuile linnengoed en krantenpapier te verwijderen, maakte het bed opnieuw op met schone kranten en lakens, stopte de dekens in en schudde het kussen op.

Terwijl moeder en kind stilletjes samen uitrustten, waste de vroedvrouw haar handen, rolde haar mouwen af en kondigde aan dat ze in de keuken te vinden zou zijn om een slokje bier en een hapje van de gerookte ham te nemen die volgens meneer Ogue op haar stonden te wachten. Ze dacht zelfs dat twee glaasjes wel op hun plaats zouden zijn omdat alles zo goed gegaan was en omdat ze toch vannacht hier zou blijven, want het was onmogelijk om met dit weer nog zo laat naar huis te gaan, of niet soms? Grace bedankte haar uitgebreid en drong erop aan dat ze naar beneden zou gaan; zij zou de kamer wel verder op orde brengen.

Tara bleek in slaap gevallen te zijn met haar arm in een merkwaardige hoek om het kind heen; Grace tilde het warme bundeltje voorzichtig op. Terwijl ze hem in de houten wieg legde, gluurde Dugan om de hoek van de deur.

‘Nou, ik vroeg me al af wanneer je eindelijk eens met je kersverse zoon kwam kennismaken,’ plaagde Grace zachtjes.

‘Aye,’ fluisterde hij schaapachtig en stapte de kamer in. ‘De vroedvrouw zei dat het een jongen was. Een flinke jongen. En Tara…’ Hij keek naar zijn vreselijk bleke vrouw die met haar ogen dicht en haar mond enigszins open lag.

‘Ze maakt het prima,’ stelde Grace hem gerust. ‘Ze rust nu even uit, dat is alles. Het heeft haar een heleboel moeite gekost, al kwam hij uiteindelijk nog snel. Zeg hem maar even gedag – waarom niet?’

De grote man liep op zijn tenen door de kamer en bukte onhandig boven de wieg; precies op dat moment gingen de ogen van het kind open en vader en zoon keken elkaar vol verbazing aan. Hij raakte het bundeltje met één vinger aan.

‘Dat heeft zij voor mij gedaan.’

‘Ik heb het voor ons allebei gedaan.’ Tara’s stem was hees. ‘Maar ik weet niet of ik dat nog eens doe, als het jou om het even is.’

Hij kwam voorzichtig op de rand van het bed zitten, pakte haar hand en glimlachte teder naar haar uitgeputte, voldane gezicht.

‘Eén is al wonderbaarlijk genoeg voor mij,’ vertelde hij haar. ‘Hoe wou je hem noemen?’

‘Nou, ik ben gek op Dugan, zoals je weet.’

‘Ach, nou, daarvan is een meer dan genoeg, vind je niet?’ Hij lachte en toen werd zijn gezicht opeens ernstig. ‘Waar ik aan dacht, beneden bij het vuur… ik bedoel, als jij het goed vindt…’ Hij wierp een blik op zijn vrouw. ‘Wat ik dus dacht… Ik dacht dat we hem misschien Caolon konden noemen. Je weet wel. Naar die van jou.’

Tara keek hem verbijsterd en ongelovig aan; toen sloeg ze haar handen voor haar gezicht. Dugan keek geschrokken naar Grace op, schoof dichter naar zijn vrouw toe en nam haar in zijn armen.

‘Ach, Tara, vergeef me,’ mompelde hij. ‘Je bent met een echte eejit getrouwd, dat zie je. Het spijt me, meisje; het spijt me dat ik daarover begon. Juist vandaag.’

Ze trok zich los, veegde haar tranen af en bekeek hem even bewonderend als ze haar zoon zojuist bekeken had.

‘Jij bent de beste man die ik ooit gekend heb, Dugan Ogue.’ Haar mond beefde. ‘Wie anders zou zo’n naam voor zijn oudste zoon kiezen? Dat zou ik wel eens willen weten!’

‘En waarom niet?’ antwoordde hij. ‘Hij was je man en hij heeft toch prima voor je gezorgd zolang hij kon, of niet soms? Daar ben ik hem dankbaar voor. Het is jammer dat hij gestorven is en dat jij daar al die jaren zo onder geleden hebt. Ik dacht: als we de jongen naar hem noemen… misschien vergoedt dat op de een of andere manier jouw verlies.’

Tara legde haar handen aan weerszijden van dat grote, dierbare gezicht. ‘Jij…’ Ze keek hem diep in de ogen. ‘Jij hebt dat vergoed op de dag dat je zei dat je van me hield. Jij, Dugan,’ herhaalde ze. ‘Het kind, dat…’ Ze moest ophouden omdat haar keel dik was van tranen. ‘Hij is een extraatje – nóg een wonder, na alle andere. Maar jij…’ Weer brak ze haar zin af en schudde haar hoofd.

Toen kuste hij haar, zo teder als alleen iemand de vrouw die hij liefheeft heeft kan kussen, en drukte haar tegen zijn enorme borstkas. ‘Dus dat is afgesproken,’ stelde hij vast. ‘We noemen hem Caolon. Caolon Ogue.’

‘Stérke Caolon Ogue,’ verbeterde zij; ze lachten allebei en hielden elkaar zo stevig vast dat ze niet hoorden dat Grace stilletjes vertrok.

Ze glipte onopgemerkt uit de warme kamer de kille hal in. Het was inmiddels donker, maar ze wist zonder moeite de weg te vinden naar de Harp, die nu leeg was, maar zoals altijd hing er de geur van bier en tabak. De trap recht ertegenover leidde naar haar eigen kamer; die ging ze op en ze opende de deur bovenaan, dankbaar voor de lamp die Sean laag had laten branden. Ze ging bij het raam zitten, nog te wakker om te slapen; ze had behoefte om even in stilte alleen te zitten. Vanuit de kinderbedden hoorde ze de rustige ademhaling van Liam en Mary Kate, het geritsel als ze zich omdraaiden; uit de achterkamer kwam het zachte gesnurk en af en toe het gemompel van Sean, die in zijn dromen al even levendig was als overdag.

Buiten sneeuwde het nog steeds; op de een of andere manier beurde de aanblik van de langs het raam zwevende vlokken haar op. Stil was het… Zo stil. Ze voelde zich warm en veilig, ingepakt en verborgen, ver van de kou, de honger en het verdriet. Het kind had het overleefd en Tara ook! Dat gaf hoop en Grace nam die hoop gretig aan. Dit kind had het overleefd, haar eigen kind leefde ook nog steeds en ze zou hem weer in haar armen houden – het maakte niet uit dat hij nu een jaar oud was en ongetwijfeld al kon kruipen. Ze glimlachte en stelde zich haar vader voor, op de grond kruipend achter het kind dat vast en zeker alles voor hem betekende. Hoe zag hij eruit, deze jongen, hún jongen? Hoe zag hij er nu uit?

Ze zag haar spiegelbeeld in het bevroren glas en hief een hand op om het aan te raken. Het lamplicht glansde op haar trouwring; ze raakte die aan en draaide hem om haar vinger rond. ‘Ach, Morgan,’ fluisterde ze, maar dat was alles wat ze hardop zei. Zwijgend keerde ze terug naar de herinnering aan zijn knappe gezicht, de lach in zijn stem, de manier waarop haar hart opsprong als hij zijn armen om haar heen sloeg en in haar haren fluisterde dat hij van haar hield. En toen sloot ze – zacht, maar ferm – de deur achter die herinneringen. Want ze wist dat het anders te veel zou worden; ze was al dankbaar dat deze korte ogenblikken haar niet fataal werden. Ze bracht haar hand naar haar mond, kuste teder de ring die hij aan haar vinger had geschoven in de laatste nacht dat ze hem gezien had en liet haar hand weer vallen. Opeens vermoeid liet ze de schoenen van haar voeten glijden, draaide de lamp uit en ging naar bed.

Wat Boardham het liefste deed naast drinken, hoereren en gokken op hondengevechten – besefte hij terwijl hij op de stoep stond, recht tegenover de Harp – was mevrouw Donnelly bekijken. Hij was zelfs een zekere genegenheid voor haar gaan voelen en hij hield de kleine veranderingen in haar uiterlijk – haar kapsel, een nieuwe rok, het feit dat ze niet meer zo mager was – nauwkeurig bij, als een boer die trots is op het varken dat hij vetmest voor de winter.

Het was heel laat en alle klanten waren allang naar huis gegaan, maar in de bar brandde nog steeds licht en het leek erop dat iemand in deze koude nacht een kind gebaard had. Maar mevrouw Donnelly niet; zo’n verandering in haar uiterlijk zou hij zeker met belangstelling opgemerkt hebben. Mevrouw Donnelly was nog op; ze had het nogal druk vannacht. Ze had ongerust naar buiten getuurd, eerst door het ene, toen door het andere raam, op zoek naar die reusachtige Ierse stomkop die uiteindelijk over de stoep kwam glibberen met een ouwe baker achter zich aan. Het moest zijn vrouw wel zijn die nog een Iers jong op de wereld schopte, precies op tijd voor Kerstmis. Waarschijnlijk hadden ze al een kribbetje klaar en had de vrouw een lange jurk en een serene glimlach als de maagd Maria zelf – onwetende papen als ze waren.

Boardham lachte gemeen – de rum van vanavond warmde zijn buik nog altijd. Hij haalde een stompje sigaar tevoorschijn en deed dat tussen zijn lippen terwijl hij opkeek naar het raam. Daar was ze; ze raakte het raam aan. Ze zag er moe uit, dacht hij. Tijd om naar bed te gaan. Hij zou haar best willen helpen bij het uitkleden, maar hij was een geduldig man. Hij streek een lucifer aan en hield zijn andere hand eromheen terwijl hij het restje sigaar aanstak en wolkjes rook uitblies; het eindje gloeide rood op in het donker.

Maar eigenlijk was het Reinders die hij echt wilde pakken – Boardham doofde de lucifer. Mevrouw Donnelly was alleen het aas. Hij wist dat ze elkaar nog zagen. Hij was getuige geweest van hun gesprekje in de haven, toen Reinders voor het oog van God en alle mensen met Ieren en zwarten stond te praten; hij wist niet wat fatsoenlijk gezelschap was. Hij had een veel te hoge dunk van zichzelf, die man – Boardham kneep zijn ogen samen – maar daar zou binnenkort verandering in komen. Reinders moest boeten voor die lange wandeling vanuit Boston, met vreselijke pijn bij elke ademteug vanwege zijn gebroken ribben. Hij zou met gelijke munt betaald worden.

Boardhams wraakzuchtige dromen waren het zoetste wat hij had. Vaak haalde hij ze tevoorschijn om ze met elkaar te vergelijken, hun mogelijkheden te overwegen en hun genialiteit te bewonderen. En alles was natuurlijk mogelijk, want hij had de wet aan zijn kant – of, beter gezegd: in zijn zak. Hij was buitengewoon loyaal aan Callahan. Elk karwei – chantage, afpersing, afranseling, diefstal – had hij tot het gewenste einde gebracht zonder vragen te stellen. Alleen had hij zelf af en toe wat in eigen zak gestoken nadat voor Callahan gezorgd was, als niemand het verschil zag. En door dit alles was Boardham nu de grote man in alle achterbuurten. Iedereen was zijn vriend; de mensen verdrongen zich om zijn volgende drankje te betalen en hem in vertrouwen te nemen. Sommigen begonnen zelfs op eigen initiatief ratten te vangen om bij hem in de gunst te komen, om meneer Boardham uit Liverpool te vriend te houden. Elke nacht selecteerde hij de moeizaam verzamelde gegevens over de onderwereld en bood Callahan de rijpste aan, die het best geplukt konden worden. Inmiddels stond Callahan bij hém in het krijt, reken maar! Boardham kon doen wat hij wilde met betrekking tot Reinders; niemand zou het erg goed onderzoeken, evenmin als ze de dood van Tom Dean ooit goed onderzocht hadden.

Ja, Boardham kon in deze wijk doen wat hij wilde, maar niet als de kapitein weg was. Alweer. Nog een reis langs de kust, die hem frustreerde maar ook interesseerde. Hij kon wachten; hij had het aas. Boven ging het licht uit; de ramen werden donker.

‘Droom maar fijn, mevrouw Donnelly,’ gromde hij en trapte het stompje van zijn zwarte sigaar uit in de schone witte sneeuw.

Afscheid van Ierland
Moore Afscheid van Ierland-voorwerk.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-1.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-2.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-3.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-4.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-5.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-6.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-7.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-8.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-9.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-10.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-11.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-12.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-13.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-14.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-15.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-16.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-17.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-18.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-19.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-20.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-21.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-22.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-23.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-24.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-25.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-26.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-27.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-28.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-29.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-30.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-31.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-32.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-33.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-34.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-35.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-36.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-37.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-38.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-39.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-40.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-41.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-42.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-43.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-44.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-45.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-46.xhtml